Ik doe het soms zo:
heel stilletjes speur ik naar sporen van het ademen dat zich in en aan mijn lijf ontwikkelt.(en daarbij meer of minder ook andere sporen van lijfelijk leven, zoals gewicht of compactheid of het kloppen van hart.)
Daar is het!
Dat is een beetje spannend.
Alsof je een dier gadeslaat.
Je wil het niet doen schrikken.
Het is een beetje wonderlijk ook.
Spannend.
Wonderlijk.
Ook eenvoudig: gewoon dat ademen, gewoon dat hart, gewoon dat gewicht.
(Wat een opluchting is dit.)
En.
Dan.
Is.
Er.
Ook.
Dat.
Andere.
Dan ervaar ik – dankzij dat, in contrast met dat – het andere:
alles wat niet dat ademen is.
Dat wat vaak onmogelijk te benoemen valt.
Ja, je kan spreken over ‘gejaagdheid’.
Bij voorbeeld.
Maar de ene ervaring van gejaagdheid is de andere niet.
De ene ervaring die je ‘gejaagd’ zou kunnen noemen is één universum.
De andere is een heel ander universum.
Maar bon, gejaagdheid dus.
Ademen waarnemen.
Gejaagdheid ervaren.
Daar gebeurt het ademen.
En dat is gejaagdheid.
Dat is interessant:
het ene, én het andere.
Die twee.
Wat meer het ene.
Wat meer het andere.
De twee.
(Niet het ademen om het andere te onderdrukken)
Johan Van de Putte