Eén aspect van het mediteren dat ik doe is:
het heel stilletjes maken.
Geen geluid maken.
Zodat ik het ademen kan ‘horen’.
Horen tussen aanhalingstekens.
(Het is niks auditief. Ik hoor de adem niet zonder aanhalingstekens.)
Ik kan het niet anders zeggen: heel stilletjes en luisteren naar het ademen.
Is het er?
Waar?
Wat doet het?
Gelijk een nachtdiertje dat je niet wil doen schrikken door er een sterke lamp op te richten of door er stampvoetend naartoe te gaan.
Je wil niet interfereren.
Ja.
Daar is het.
Spannend.
Zo’n levend wezen.
Een heel eigen wezentje.
Wat is dat wat ik stiller maak?
Wat is het stampvoetende stappen?
Wat is de straffe lamp?
Wat is het leven van dat beestje?
Wat komt er als je het een beetje gade slaat zonder het op te schrikken?
Johan Van de Putte